Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1004

Datum uitspraak2008-09-17
Datum gepubliceerd2008-09-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800206/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 november 2007, kenmerk 1300135, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Valkenswaard (hierna: de raad) bij besluit van 26 april 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bloemencorso wagenopbouwlocaties".


Uitspraak

200800206/1. Datum uitspraak: 17 september 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABAB Groep B.V., gevestigd te Best, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Holapress Holding B.V., gevestigd te Valkenswaard, appellanten, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 6 november 2007, kenmerk 1300135, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Valkenswaard (hierna: de raad) bij besluit van 26 april 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bloemencorso wagenopbouwlocaties". Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABAB Groep B.V. (hierna: ABAB) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Holapress Holding B.V. (hierna: Holapress) gezamenlijk bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2008, beroep ingesteld. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard een schriftelijke uiteenzetting gegeven. ABAB en Holapress hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2008, waar ABAB en Holapress, beide vertegenwoordigd door mr. H.D.L.M. Schruer, advocaat te Rotterdam, en vergezeld door haar [directeur], zijn verschenen. Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Doornik, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Het plan voorziet in de mogelijkheid om gedurende een periode van maximaal drie maanden per jaar op enkele nader aangeduide locaties tenten op te richten, waarin de praalwagens voor het jaarlijkse bloemencorso kunnen worden opgebouwd. Hiertoe is aan de desbetreffende percelen, naast een andere bestemming, de bestemming "Bloemencorso wagenopbouwlocaties" toegekend. De in geding zijnde locatie, genaamd Kluizerdijk, is het perceel gelegen op de hoek van de Maastrichterweg en de Zuidelijke Randweg, kadastraal bekend gemeente Valkenswaard, sectie F, nummers 3522 en 3533 (hierna: het perceel). Het perceel is eigendom van de gemeente Valkenswaard en is sinds 2000 door de gemeente verhuurd aan ABAB. Het naastgelegen perceel Kluizerdijk 1, kadastraal bekend gemeente Valkenswaard, sectie F, nummer 3770, is eigendom van Holapress. 2.3. Het gemeentebestuur stelt zich op het standpunt dat ABAB niet in haar beroep kan worden ontvangen, aangezien zij sinds de opzegging van de huurovereenkomst op 11 september 2007 geen belanghebbende meer is. De Afdeling stelt vast dat de gemeente bij brief van 11 september 2007 met ingang van 4 juni 2008 de huurovereenkomst met ABAB met betrekking tot het perceel heeft opgezegd. Blijkens de stukken en de daarop ter zitting door partijen gegeven toelichting, heeft ABAB de geldigheid van de huuropzegging in rechte betwist. Nu de huurovereenkomst met ingang van 4 juni 2008 is opgezegd, betekent dit, wat er ook zij van de rechtsgeldigheid van deze opzegging, dat ABAB ten tijde van het nemen van het bestreden besluit huurder was van het perceel. Het beroep, voor zover ingediend door ABAB, is derhalve ontvankelijk. 2.4. ABAB en Holapress betogen dat, gezien het feit dat de gemeente optreedt als verhuurder van het perceel, ten onrechte geen overleg heeft plaatsgevonden voordat het voorontwerp van het plan is gepubliceerd. 2.4.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het gemeentebestuur het vooroverleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro) op een juiste wijze heeft gevoerd en voorts dat belanghebbenden via de geboden inspraakprocedure in de gelegenheid zijn gesteld om kennis te nemen van het voorontwerp van het bestemmingsplan. 2.4.2. Met betrekking tot de beroepsgrond dat ten onrechte geen overleg- of inspraakmogelijkheid is geboden vóór publicatie van het voorontwerp van het bestemmingsplan, constateert de Afdeling dat een mogelijkheid tot inspraak is geboden op grond van de 'Inspraakverordening gemeente Valkenswaard'. Niet in geschil is dat die inspraakmogelijkheid op een correcte wijze heeft plaatsgevonden en dat ABAB noch Holapress van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Het gemeentebestuur heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichtingen. Het gemeentebestuur was op grond van de WRO, het Bro of anderszins niet gehouden om in overleg te treden met ABAB en Holapress voorafgaand aan het ter inzage leggen van het (voor)ontwerp van het bestemmingsplan. Deze beroepsgrond faalt derhalve. 2.5. ABAB en Holapress voeren aan dat verwezenlijking van de bestemming "Bloemencorso wagenopbouwlocaties" op de locatie Kluizerdijk niet binnen de planperiode kan geschieden. De opzegging door de gemeente van de huurovereenkomst met ABAB is in hun optiek niet rechtsgeldig geschied, zodat ABAB nog steeds huurder is van het perceel. ABAB heeft verder te kennen gegeven dat zij niet voornemens is de bestaande huurovereenkomst op te zeggen, zodat de in het plan toegekende bestemming niet kan worden verwezenlijkt. 2.5.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de al dan niet rechtsgeldige opzegging van de huurovereenkomst een privaatrechtelijk geschil betreft dat bij het nemen van het bestreden besluit in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet relevant is. 2.5.2. Ingevolge artikel 33 van de WRO dient een bestemmingsplan, voor zover hier van belang, ten minste eenmaal in de tien jaren te worden herzien. Uit deze bepaling blijkt dat de wetgever een planperiode van tien jaar voor ogen staat. De Afdeling acht het in beginsel niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening dat in een plan bestemmingen worden vastgesteld die pas na afloop van de tienjarige planperiode zullen worden verwezenlijkt. De Afdeling stelt vast dat het twistpunt over het al dan niet rechtsgeldig zijn van de opzegging door de gemeente van de huurovereenkomst met betrekking tot het perceel, de uitleg van een privaatrechtelijke overeenkomst betreft en dat dit punt, evenals de met deze privaatrechtelijke overeenkomst gemoeide belangen, niet aan de orde kan komen in een bestemmingsplanprocedure. ABAB en Holapress hebben geen andere belemmeringen naar voren gebracht die aan de verwezenlijking van de bestemming "Bloemencorso wagenopbouwlocaties" in de weg zouden staan. Niet valt in te zien dat, indien de civiele rechter de huurovereenkomst in stand zou laten, de bestemming van het perceel niet binnen de planperiode zou kunnen worden verwezenlijkt. Gelet hierop heeft het college zich - bezien in het licht van artikel 33 van de WRO - in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. 2.6. ABAB en Holapress betogen verder dat het perceel ongeschikt is als locatie voor het opbouwen van een corsowagen. Tevens voeren zij aan dat de plaatsing van een corsotent ontsierend is en daarnaast belastend voor de omgeving. 2.6.1. In het bestreden besluit heeft het college zich op het standpunt gesteld dat bij toetsing van bestemmingsplannen slechts aanleiding bestaat voor het onthouden van goedkeuring indien sprake is van ernstige planologische bezwaren of strijd met het recht. Het college heeft zich aangesloten bij het standpunt van het gemeentebestuur dat op de locatie Kluizerdijk van wezenlijke overlast jegens natuur, woningen of bedrijven geen sprake kan zijn. Het college acht, mede gelet op de plantoelichting, de bestemming "Bloemencorso wagenopbouwlocaties" niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. 2.6.2. De Afdeling constateert dat ingevolge artikel 10.2 van de planvoorschriften hoogstens gedurende drie aangesloten maanden bouwwerken - in de vorm van tenten en containers voor het opbouwen van de praalwagens - zijn toegestaan op het perceel. Voorts constateert de Afdeling dat blijkens de stukken in de nabije omgeving van het perceel geen woonwijk is gelegen en dat het perceel direct is gelegen aan doorgaande ontsluitingswegen. Gelet op deze omstandigheden en nu ABAB en Holapress hebben nagelaten hun betoog dat de tijdelijke oprichting van corsotenten belastend is voor de omgeving, nader te onderbouwen, is de Afdeling van oordeel dat het college in het betoog van ABAB en Holapress geen aanleiding heeft behoeven te zien om goedkeuring aan het plan te onthouden. 2.7. ABAB en Holapress voeren voorts aan dat sprake is van strijd met het streekplan Noord-Brabant 2002 'Brabant in balans' (hierna: het streekplan). Met de keuze voor het perceel als locatie voor het jaarlijks oprichten van tijdelijke tenten wordt volgens hen inbreuk gemaakt op de Groene Hoofdstructuur (hierna: GHS), vooral omdat de locatie Kluizerdijk op streekplankaart 2 is aangeduid als 'leefgebied struweelvogels'. 2.7.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het, gelet op de ligging van het perceel en de schaal van de streekplankaarten, niet duidelijk is of de streekplanaanduiding 'GHS' op de onderhavige locatie van toepassing is. Op streekplankaart 2 is het perceel gelegen binnen de hoofdzone GHS-landbouw met de nadere aanduiding 'leefgebied struweelvogels', maar op meer gedetailleerde kaarten ligt het perceel binnen de hoofdzone Agrarische Hoofdstructuur (hierna: AHS) 'landschap'. Hierbij heeft het college erop gewezen dat het streekplan blijkens bladzijde 139 aan gemeenten bij de vaststelling van ruimtelijke plannen de ruimte laat voor een nadere begrenzing van de zones, mede in verband met de grote schaal van de streekplankaarten. Het college heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het perceel binnen een afstand van 20 meter van de rotonde ligt waar de Zuidelijke Randweg en de Maastrichterweg samenkomen en dat de Maastrichterweg een zeer druk bereden in- en uitvalsweg is, waardoor een grote druk op het perceel ligt die tot gevolg heeft dat feitelijk geen actuele en potentiële natuur- of landschapswaarden aanwezig zijn of kunnen zijn. Mede gelet op de tijdelijkheid van de opbouwlocaties zal het plan in zoverre niet leiden tot een verdere verstoring, aldus het college. Het college acht het plan vanuit provinciaal ruimtelijk oogpunt dan ook aanvaardbaar. 2.7.2. De Afdeling stelt vast dat het perceel is gelegen in de hoofdzone AHS-landschap op streekplankaart 1 met de nadere aanduiding 'RNLE-landschapsdeel' op streekplankaart 2. Het betoog van ABAB en Holapress dat inbreuk wordt gemaakt op de GHS-landbouw met de aanduiding 'leefgebied struweelvogels' mist feitelijke grondslag. Voor het overige betreft het perceel een grasveld van circa 1200 m2 dat volledig is ingesloten door de drukke Maastrichterweg, de Zuidelijke Randweg, een kantorencomplex en een woning met bedrijfsbebouwing. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanwezigheid van natuur- of landschapswaarden niet aannemelijk is. Uitgaande van dat standpunt en gelet op de tijdelijkheid, gedurende drie maanden, van de wagenopbouwlocatie heeft het college vervolgens in redelijkheid kunnen oordelen dat van strijdigheid met het streekplan geen sprake is. 2.8. ABAB en Holapress betogen dat in het plan ten onrechte wordt gesteld dat de activiteiten die de bestemming "Bloemencorso wagenopbouwlocaties" toestaat, niet vallen onder de Wet milieubeheer (hierna: Wm) op de grond dat geen sprake is van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wm. Het college heeft zich in het bestreden besluit aangesloten bij de opvatting van het gemeentebestuur dat de tijdelijke corsotenten buiten de toepassing van de Wm vallen. De Afdeling laat een beoordeling van de juistheid van deze opvatting achterwege, nu dit aspect niet relevant is voor de beoordeling of het plan al dan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. 2.9. Tenslotte betogen ABAB en Holapress dat volgens hen alternatieve en betere locaties beschikbaar zijn binnen de buurtschap. Het bestaan van alternatieven kan op zichzelf geen grond vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet. 2.10. Hetgeen ABAB en Holapress hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond. 2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat. De voorzitter w.g. Kooijman is verhinderd de uitspraak ambtenaar van Staat te ondertekenen. Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2008 204-571.